Van de rups en de vlinder

Van de rups en de vlinder

Artikel door Irma Metzger

De rolstoelgeleidehond

Als de geleidehond Doctoranus Hond is, dan mag de rolstoelgeleidehond gerust Doctor Hond heten. Ans L’abee van de gelijknamige Geleidehondenopleiding vindt dat mooi gezegd. Maar alleen als je daarmee bedoelt dat deze hond zeer hoog is opgeleid en niet omdat hij alles zou kunnen of voor iedere rolstoelgebruiker met een visuele beperking de oplossing voor alle problemen zou zijn.

‘Je hoort mij niet zeggen dat het voor iedere rolstoelgebruiker is weggelegd. Hélémáál niet. Af en toe hengel je er eentje uit.’

Alie Maaskant heeft Multiple Sclerose. Ze zit in een rolstoel en is – als gevolg van dezelfde aandoening – van slechtziend, naar zeer slechtziend, blind geworden. Op een ochtend werd ze wakker en alles was weg. Wat restte was het verschil tussen licht en donker. Het isolement, het grote verdriet om ‘alle stukjes die me afgenomen werden’ en een opmerking van de oogarts – ‘of een geleidehond niets voor haar zou zijn’- maakte dat ze aanklopte bij KNGF Geleidehonden. Daar kreeg ze het advies contact op te nemen met Geleidehondenopleiding Ans L’abee. De instructeurs van KNGF Geleidehonden hadden nooit eerder een geleidehond opgeleid die zijn werk naast de rolstoel doet. Voor Ans zou het de zesde keer worden. Nu, ruim tweeënhalf jaar later, zit Alie ontspannen te praten over hoe het allemaal is gegaan. Geleidehond Gino ligt dicht bij haar, tegen de voetenplank van de rolstoel. ’Het eerste gesprek was pittig’ vertelt ze. ‘Voor Ans stond lang niet vast dat een geleidehond voor mij mogelijk zou zijn. Ze had het over veiligheid en over samenspel. Ik begreep er niets van. Ik wilde gewoon een geleidehond.’ 

Niet zonder meer

Met de opmerking van de oogarts was Ans niet zo gelukkig. Want met alle respect, de man wist niet waar hij het over had. Een geleidehond voor iemand die niet kan lopen, is zo eenvoudig niet. Voor veel blinde rolstoelgebruikers is een geleidehond geen optie. Misschien zelfs voor de meesten niet. Door zo’n argeloze opmerking geef je hoop waar die waarschijnlijk niet gerechtvaardigd is.

‘En dan zou ik’ zegt Ans ‘met een hele verdrietige Ali hebben gezeten. Als je niet kunt lopen en niet kunt zien, kun je geen kant uit. Dan snap ik best dat het idee van een geleidehond de strohalm is waaraan je je vastklampt.’

Gelukkig is Ans van mening dat je niet mag generaliseren. Een rolstoelgeleidehond is geen gemakkelijke kwestie, maar soms kan het en dan moet je gaan praten, vindt ze. ‘Anders ontneem je iemand die wel geschikt is een kans.’ Voor Alie zag ze mogelijkheden. Zij voldeed aan de voorwaarden die nodig zijn om met een geleidehond te kunnen werken.

Met die voorwaarden valt niet te marchanderen. De belangrijkste is dat iemand zich goed moet kunnen oriënteren. Kun je dat niet, dan houdt het op.

‘Onderschat dat niet’ benadrukt Ans. ‘In een rolstoel is oriëntatie veel moeilijker dan te voet.’

Dat komt omdat je in een rolstoel veel minder informatie kunt halen uit de ondergrond waarop je loopt. Een taststok kun je niet gebruiken omdat je met rechts de joystick van de rolstoel bedient en links houdt je de hond vast. Als je loopt met je geleidehond kun je onderweg nog dingen controleren – Je steekt even je hand uit. Ben ik al bij het hegje…? Maar én rijden, én tasten én op je hond letten, dat gaat niet. Daarom vindt Ans het noodzakelijk dat er nog iets van restvisus is, al is het maar – zoals in het geval van Alie – perceptie van licht en donker. Daarnaast is voldoende kracht in de armen nodig om de leiding die de hond geeft te kunnen verdragen. En een beetje kracht in je benen, zodat je een voet op straat kunt zetten om wat te voelen, is wel ‘ongelooflijk makkelijk’.

Bonus

Een bonus in het verhaal van Alie is dat zij haar woonplaats al op haar duimpje kende én dat ze wist wat het was om honden te hebben. Hoe bang en verdrietig ook – ‘ik kwam iedere dag huilend en overstuur thuis’- , iedere dag weer liet ze haar eigen cocker spaniëls uit. Een van de eerste dingen die Ans haar vroeg tijdens de intake, was om dat te laten zien. ‘Ali was daar zo handig in, dus dat pleit hadden we al gewonnen.’

Hoewel de basis aanwezig was, was Ali op het moment van de intake zeker niet klaar voor een geleidehond. Ze liet dan wel iedere dag haar hondjes uit, maar dat was – al 10 jaar lang – hetzelfde rondje. Een geleidehond moet wel wat te doen hebben en één route is niet genoeg. Voor het aanleren van andere routes en om goed te leren sturen, werd een mobiliteitstrainer van Koninklijke Visio te hulp geroepen.

‘Sturen, sturen en nog eens sturen’, hamert Ans. ‘Je moet als een danser met je hond mee kunnen gaan. Als de afstand tussen de hond en de rolstoel te groot wordt, of te klein zodat je hem constant aanrijdt, dan is de lol er gauw af. Dan doet ie niks meer.’

Gino

Niet alleen de cliënt ook de hond moet aan een hele riedel voorwaarden voldoen. ‘Intelligent, niet te klein en heel trainbaar’, moet de juiste kandidaat in ieder geval zijn. Maar ook de randvoorwaarden, zoals Ans die noemt, moeten dik in orde zijn. De hond mag niet te ver bij zijn baas weggaan bij het loslopen, hij moet gemakkelijk terugkomen, niet te water gaan en geen ontlasting eten. Al die dingen zijn voor de ‘gewone’ geleidehondgebruiker al lastig genoeg, laat staan als je in een rolstoel zit. Ans vindt bovendien dat de ideale hond ook nog eens lol moet hebben in het lopen naast de rolstoel.

‘Je zou kunnen zeggen: flauwekul, dat kun je hem wel leren, maar toch doe ik dat niet’, verzekert ze. ‘Ik moet er eentje hebben die het leuk vindt. Er zijn honden die het geweldig vinden. En waarom? Geen idee! Die honden stijgen bijna op.’

Uiteindelijk viel haar oog op labrador Gino. ‘Een cadeautje, een gouden hond’, glundert ze.

Dat Gino van nature graag uiterst links loopt, bleek een groot voordeel. Want zo zorgt Gino ervoor dat Alie niet van de stoep afrijdt. De ene kant op loopt hij dicht langs de huizenrij of een andere gidslijn en de andere kant op loopt hij als een beschermheer tussen Alie en de stoeprand.

Geen hulphond

De opleiding van een rolstoelgeleidehond begint bij de basis, die dezelfde is als van de ‘gewone’ geleidehond. Is die goed, dan kun je verder bouwen en een start maken met de training in de rolstoel. Daarvoor gaat Ans in haar eigen elektrische rolstoel zitten. Stad en land reed ze met Gino af. Hij moest vooral leren om gebruik te maken van de afritjes in stoepranden. Te voet kun je stoep op en stoep af. Als je met je rolstoel van de stoeprand afrijdt, kom je er niet meer op. Bovendien ben je met een rolstoel minder wendbaar en veel breder. De hond moet dat allemaal maar snappen. ‘Maar Gino doet het zó’ zegt ze, terwijl ze van duim en middelvinger een cirkel maakt. Hoewel veel mensen Gino voor een hulphond aanzien, is hij dat niet. Ans heeft hem wel leren apporteren. Als Alie een mandarijntje laat vallen, dan raapt hij dat op, maar alleen als extraatje, omdat ze dat allebei leuk vinden. Hij kan geen deuren openmaken, geen licht aandoen, geen bedden recht trekken en van de was snapt ie niks. Waarom niet? Domme vraag!

Ans: ‘Als hij buiten een geleidehond moet zijn en binnen een hulphond, wanneer mag ie dan nog zichzelf zijn?

Alie

Bij Alie en haar huisgenote Karin kan Gino helemaal zichzelf zijn. Het is een blije hond die zijn bezoek vrolijk begroet om vervolgens met een diepe zucht aan Alie’s voeten te zakken. ‘Ik werd steeds beperkter en meer geïsoleerd’, steekt Alie van wal. Ik liet alleen mijn hondjes nog uit, verder kwam ik nergens meer. Als ik dan weer eens ergens tegenop gereden was, kwam ik helemaal overstuur thuis.’

Alie wist al langere tijd dat MS ook haar gezichtsvermogen aantastte en dat ze uiteindelijk blind zou worden. Ze dacht dat ze er klaar voor was. ‘Nou, mooi niet’ zegt ze. ‘Ik werd zo verdrietig. Steeds werd er weer een stukje van me afgepakt. De wereld werd zo klein.’ Ze aait Gino, die zich even komt melden. ‘Bij het eerste contact was Ans vrij zakelijk. Ze heeft me niet van alles zitten beloven, maar ze wilde wel een intake komen doen. Vanaf daar zou ze verder zien.’

Wat we zien is een gelukkige, zelfverzekerde Alie. Gino biedt haar blijdschap, zegt ze. ‘Hij geeft me terug wat ik kwijt was’. Hij kijkt en ik luister. Nu begrijp ik ook wat Ans toen bedoelde met dat samenspel. Door dat samenspel kan ik nu zelf weer weg. Terwijl ik afhankelijk was van Jan en Alleman.’ Dat ze niet meer kan zien vindt Alie niet het grootste probleem. Die rolstoel, dát is haar echte handicap. ‘Want’, zegt ze, ‘die rolstoel neemt mij zoveel af en Gino geeft juist veel terug. Door hem ben ik vrij en onafhankelijk.’

Die vrijheid is niet onbeperkt. Alie kan geen routes doen die ze niet eerst heel goed met Ans heeft geoefend. Van Ans moet ze exact weten wat ze tegen kan komen waar de afritjes zijn. Want als ze per ongeluk van de stoep afraakt, dan komt ze er niet meer op en zit ze midden tussen het verkeer op de rijbaan. Een route die geen afritjes heeft, is voor haar niet mogelijk en als de route geblokkeerd is, kan het – in het ergste geval – dat ze terug moet naar huis. Dat neemt niet weg dat ze nu een heel eind verder komt dan dat ene rondje. Zeven routes, vertelt ze trots. Ze kan naar de bakker, de apotheek of zomaar even weg om Gino lekker te laten hollen. En dat is bijzonder. Hoe bijzonder, realiseerde ze zich toen ze laatst een kennis tegenkwam terwijl ze Gino uitliet. ‘Ik dacht dat je dood was’, zei de kennis. Toen is Alie zich rot geschrokken. Want, realiseerde ze zich, je zou inderdaad doodgaan als je niet meer naar buiten kunt. Niet omdat je sterft, maar omdat je voor de buitenwereld niet meer bestaat. 

Een vlinder

De buitenwereld weet weer dat ze er is. Ze wordt nagekeken, aangesproken en soms blijft ze zolang weg dat Karin zich zorgen maakt. Dat is niet nodig, Alie redt zich. De aflevering van Gino heeft wel lang geduurd. Langer dan normaal. Door haar ziekte heeft ze minder energie, waardoor Ans de instructie in kleine stukjes opknipte. Maar na acht weken was het toch zover. Die eerste rit alleen staat Alie in het geheugen gegrift. Ze valt stil. De tranen druppen weer langs haar wangen. ‘Huilen’, zegt ze dan. Ze slikt en gaat verder: ‘Ik wist het wel, maar ik wilde niet voelen hoe alleen ik was. Ik moest toch roeien met de riemen die ik had? De hele weg heb ik gehuild. Van blijdschap. Ik heb jaren in een hoek gezeten en dan komt Ans L’abee met Gino en die trekken je eruit. Ik voelde me een vlinder die ontpopte.’

We gaan rijden. Handig wipt Alie in de schuur van haar handbewogen rolstoel in de elektrische. Gino weet wat er komen gaat. Buiten de poort meldt hij zich netjes naast de rolstoel om zich het tuig aan te laten doen. De rolstoel is afgesteld op een lekker looptempo. Niet te hard. ‘Gino moet wel de tijd hebben om iets op te kunnen lossen’, zegt Ans. Hij loopt inderdaad veilig links, geconcentreerd, maar intussen vrolijk zwaaiend met zijn staart. ‘Als ik nu thuiskom’, zegt Alie, ‘ben ik helemaal jippie. Weet je waarom? Omdat ik, ondanks de obstakels die we tegenkomen, niet steeds teruggegooid wordt op m’n afhankelijk zijn. We kunnen dóór. Vroeger werd ik uitgelaten, nu laat ik uit, snap je? Dat is niet te beschrijven. Dat is nou die vlinder.’